“All art (after Duchamp) is conceptual (in nature)
because art only exists conceptually.”
– Joseph Kosuth
Inleiding
Zoals Joseph Kosuth reeds doorhad, getuige bovenstaand citaat, is de invloed van Marcel Duchamp op de kunstwereld en hedendaagse kunstenaars niet gering. Het belang dat Duchamp wordt toegedicht in het verleggen van de focus van de kunst van vorm naar inhoud, is immens. Uiteraard wordt er bij deze paradigmashift meestal gedacht aan Duchamps readymades, de meest evidente en bevattelijke voorbeelden van inhoud boven vorm. Deze paper zal echter op een ander aspect van Duchamp focussen, namelijk zijn interesse in het meten, het verwerpen van vastgelegde eenheden en het opzoeken van het toeval. We halen enkele werken van Duchamp aan waaruit deze interesse en neiging blijkt en maken een analyse van de aard ervan. Dit onderzoek heeft als hoofddoel echter het werpen van een blik op de hedendaagse kunst tegen de achtergrond van Duchamps oeuvre. Daarom nemen we ook een hedendaagse kunstenaar in beschouwing met een sterke vermoedelijke connectie met Duchamp. Wanneer men het in deze context heeft over meten, de meter verwerpen en het toeval opzoeken, kan men niet rond stanley brouwn. Na de analyse van Duchamps relevante werken, doen we dus hetzelfde voor enkele werken van stanley brouwn. Deze comparatieve analyse zal mogelijk toelaten de potentiële verbanden of verschillen tussen beide kunstenaars tastbaar te maken en op die manier een bijdrage te leveren aan het onderzoek naar de invloed van Marcel Duchamp op hedendaagse kunstenaars. Een belangrijke nuance is uiteraard dat invloed een probleembegrip is; vaak kan niet worden gesproken over rechtstreekse, bewijsbare invloed.
Voor we beginnen met de comparatieve analyse van hun werken, lijkt het nuttig om door de bestaande literatuur over de twee kunstenaars te fietsen. Zo krijgt de lezer de nodige context mee, die ons kan helpen bij het begrijpen van beide kunstenaars. Bredere biografische overpeinzingen worden aan de biografen overgelaten, ze zijn immers niet meteen relevant voor deze paper. We focussen op de aard van de geanalyseerde werken door close reading.
Literatuurstudie
Een eerste belangrijke concept, is dat van demultiplicatie; een mathematisch principe dat optreedt wanneer de normale orde der zaken verstoord wordt. Een voorbeeld van dat principe, zien we bij Bicycle Wheel. Zoals ook Ulf Linde beschrijft in de catalogus van Centre Georges Pompidou in 1977, is Bicycle Wheel geen banaal spelletje. De spaken van het wiel wanneer het niet in beweging is, staan op regelmatige, voorspelbare en bevattelijke afstand van elkaar. Wanneer het wiel echter in beweging wordt gebracht, worden de spaken niet meer bevattelijk en zorgt de onregelmatige glinstering op de niet langer individueel zichtbare spaken ervoor dat er van spaken eigenlijk geen sprake meer is. We zitten als het ware in een andere dimensie. Deze subtiele verstoring van de orde, van de normale multiplicatie, zien we vaak terugkeren bij Marcel Duchamp. Zo ook bij 3 Standard Stoppages, waar de kunstenaar drie draden van één meter vanop één meter hoogte liet vallen, met als resultaat drie ‘meters’ van verschillende afstanden en vormen. In de comparatieve analyse komt dit werk nog meer in de diepte aan bod, maar Duchamps neiging tot demultiplicatie is reeds duidelijk. Dat geldt intuïtief ook voor stanley brouwn, waarbij we dat principe in zijn werk detecteren, maar ook bijvoorbeeld in zijn verwerping van de meter als maateenheid. In de plaats van de meter gebruikt brouwn zijn eigen lichaam als referentie; de sb-voet, de sb-stap, de sb-el. Het is dan ook het principe van demultiplicatie dat de basis vormt voor dit onderzoek. Zowel Duchamp als brouwn lijken er immers intensief mee bezig. De bedoeling van dit onderzoek is om de aard van die bezigheid met elkaar te vergelijken door middel van een comparatieve analyse.
Er is daarnaast nog een andere parallel te trekken tussen de twee kunstenaars, die is op het eerste gezicht oppervlakkig, maar niet zonder betekenis. Waar Duchamp zijn Green Box maakte, met losse notities die zijn The Bride Stripped Bare by Her Bachelors, Even (verder: Large Glass) vergezellen, heeft brouwn de gewoonte om werken in boeken met beperkte oplage te publiceren. Vaak zijn dat werken die om praktische redenen ontastbaar zijn, net zoals het Large Glass conceptueel ontastbaar is. Vanuit deze tegengestelde ‘tekortkomingen’ voelen beide kunstenaars de noodzaak om de leemte op te vullen. Brouwn doet dat niet met een doos vol voorbereidende notities en tekeningen; de aard van zijn werk is nog minder materieel dan dat van Duchamp en behoeft dus een andere oplossing. Een eerste voorbeeld van een dergelijk boek is van 1997. Daarin meet hij objecten op met zijn sb-voet en lijst hij ze één per één op, oplopend in grootte. In een ander boek volgt hij een zeer gelijkaardig principe. Hier is op elke pagina te lezen:
“a distance of 312 feet and an imaginary distance of 587 feet intersect each other in such a way that the intersection divides each distance in two equal distances on Sunday 16 december 2007 at 17.07 in south america”
In het boek heeft elke pagina een verschillende datum, tijdstip en plaats, waardoor ook hier een sequentie bestaat. Ook noemenswaardig: brouwn kijkt met dit boek, uitgegeven in 2005, in de nabije toekomst; het gaat hem helemaal niet om het documenteren van wat plaatsvond, maar om het documenteren van de perceptie en van wat zou kunnen zijn, wars van tijd. Beide kunstenaars gaan dus op een bijzondere manier om met hun eigen werk. Waar vóór Duchamp een kunstwerk vaak retinaal was en niet buiten de drager kon bestaan, wordt bij Duchamp Green Box haast een deel van het Grote glas. Brouwn kiest ook voor een pad waarbij de documentatie van het effectieve werk een deel wordt van het werk, maar hij doet dat op een bijna tegenovergestelde manier. Green Box bestaat immers uit facsimile’s, waar brouwns boeken op geen enkele manier de illusie wensen te geven dat je naar zijn studies, notities of zelfs het echte werk kijkt; foto’s zijn uit den boze. Zeker met Box in a Valise in het achterhoofd (waar facsimile’s van Duchamps werken in zitten), kan gesteld worden dat brouwn zich nog veel verder verwijdert van het retinale dan Duchamp. Al dient dit genuanceerd te worden, de tijdsgeest en het pioniersschap van Duchamp in acht genomen.
Ook de manier waarop de twee kunstenaars zich presenteren naar de buitenwereld toe, wekt interesse op. Allebei lijken ze te genieten van een bepaalde anonimiteit. Hoewel zich dat bij brouwn radicaler doorzet dan bij Duchamp. Duchamp verzweeg bijvoorbeeld jarenlang zijn auteurschap van Fountain. Ook deze uitspraak in een interview met Pierre Cabanne, geeft zijn enorme onverschilligheid weer rond bekendheid en tentoonstellingen: “As far as I’m concerned, I have nothing to say, I don’t hold much for having shows; I don’t give a damn!” Brouwn ruilt die onverschilligheid in voor een actief afwezige houding, waarbij hij zelf bepaalt wat er kan getoond en geschreven worden en wat niet. Hij weigert elk interview en tracht het schrijven over zijn werk te beperken. “Doordat zijn werk enkel en alleen (ver)wijst en geen interpretatie vergt, doordat het slechts concrete feitelijkheid produceert en elke abstraherende waarneming weigert, verdraagt het volgens brouwn geen verklaringen of beschrijvingen.” Zijn bewuste afwezigheid – die men trouwens ook kan afleiden uit brouwns voorkeur voor kleine letters in de schrijfwijze van zijn naam – zorgt echter vaak voor het tegenovergestelde effect; afwezigheid leidt tot mythologisering, zo ook bij Marcel Duchamp.
Brouwns werk is ontstaan in de context van Fluxus en happenings. Hij combineert al te vaak het Duchampiaanse idee van de ready-made met spel- en participatiemethoden. In de vergelijkende analyse gaan we daar dieper op in. Op het eerste zicht kunnen we voornamelijk het aspect van de ready-made beschouwen als geïnspireerd door Marcel Duchamp. We zouden echter kunnen stellen dat Duchamp één van de eersten was die het zaadje van happenings heeft geplant in de kunstwereld. Zijn visie op de schilderkunst is inherent tijdsgebonden. Zo noemt hij het Large Glass een “delay in glass”. Naast poëtische spielerei vanwege Duchamp, kunnen we in het woord ‘delay’ ook een tijdsaanduiding zien: een vertraging in het glas. Dit concept van vertraging in combinatie met het thema van het Large Glass, valt te lezen als een soort premature happening. Hij heeft het niet over een ‘picture’, maar over een “delay of it in the most general way possible”; een verwerping van de schilderkunst. Duchamp heeft overigens gezegd dat hij happenings erg leuk vindt omdat ze diametraal tegengesteld zijn aan schilderen op een ezel. Ze adhereren ook volledig aan Duchamps theorie van de ‘onlooker’, de toeschouwer: “A work of art is dependent on the explosion made by the onlooker. It goes to the Louvre because of the onlookers.” Een happening heeft een soort de-kleren-van-de-keizer-effect dat Duchamp wellicht zou amuseren. Het belang dat in deze zin aan de rol van de toeschouwer wordt gegeven door Duchamp, is overigens iets dat brouwn radicaal doortrekt in zijn werk. Er zit namelijk een groot en expliciet aspect van participatie in zijn werken, waar men de deelnemers of toeschouwers kan zien als medeauteur in sommige gevallen.
Naast de bovenstaande gelijkenissen tussen Duchamp en brouwn – vóór de comparatieve analyse – kunnen we uit de literatuur en door het vergelijken van Duchamp en brouwn met andere kunstenaars die gelijkaardige thematieken of insteken hanteren, ook enkele verschillen tussen de twee kunstenaars opmerken. Uit voorgaande literatuurstudie viel al op te merken dat Duchamp en brouwn beide op subtiel transgressieve wijze met meeteenheden omgaan, te plaatsen binnen de dichotomie multiplicatie-demultiplicatie. Een opvallend verschil kunnen we echter afleiden uit de volgende uitspraak van brouwn: “Alles wat ik ooit gedaan heb en tijdens mijn leven zal blijven doen, is samen te vatten in één zin: man loopt over de planeet aarde.” Uit deze uitspraak blijkt het enorme belang van het begrip attitude in brouwns werk; elk van zijn werken is inderdaad volledig in te passen in zijn obsessie met stappen, de ruimte percipiëren, de meter aan banden leggen ter bevrijding ervan. Het is deze attitude die de kern van zijn werk vormt. Brouwn valt om die reden ook te verbinden met kunstenaars als Hanne Darboven, met haar obsessie met de tijd, cijfers en diagrammen; Robert Filliou, met zijn begrip van de permanente creatie; On Kawara, wiens ‘date paintings’ ook van een obsessie of doorgedreven attitude getuigen; Marina Abramovic en Ulay, die van lichamelijk lijden en de tijd hun obsessie maakten; … De lijst is extensief, maar het valt op dat deze artistieke insteek van de attitude of de obsessie niet strookt met het artistieke zijn van Duchamp. Hoewel ook Duchamp interesse had in het toeval en de relativering van de meter, dienden de kunstgrepen die van die interesse getuigden, een groter doel; het Large Glass. We kunnen dus tussen Duchamp en brouwn een fundamenteel verschil formuleren wanneer we het over hun gehele oeuvres hebben: waar Duchamp een alchemistische insteek hanteert waarbij elk werk een ingrediënt van of een aanloop naar het Large Glass bevat, is brouwn obsessief geoccupeerd met één hoofdzakelijk thema, zonder dat zijn werken één groter doel of ‘meesterwerk’ hebben gediend. Om deze bevinding verder te staven of te nuanceren, volgt een close reading van enkele werken van beide kunstenaars die relevant zijn in het licht van meten en het toeval.
Comparatieve analyse
Marcel Duchamp
3 Standard Stoppages
Een eerste werk dat belangrijk is in deze analyse, is ‘3 Standard Stoppages’, uit 1913-14. Duchamp liet voor dit werk – dat een soort studie was voor zijn Large Glass – drie draden van één meter vallen, van op één meter hoogte. Op die manier kreeg hij drie keer een andere ‘meter’, met een andere vorm en een schijnbaar andere lengte. Duchamp introduceert zo het toeval in zijn werk. Tegelijkertijd is het ook een kritiek op de standaardmeter. De drie ‘stoppages’ zijn samen Duchamps alternatief voor de meter. Het werk is een subtiele aanklacht van de werelddominantie van decimalen. Tijd en afstand zijn alomtegenwoordig en steeds afgemeten. Duchamp biedt met ‘3 Standard Stoppages’ een alternatief; de poëzie en het toeval treden plots op de voorgrond. In Salt Seller vinden we ook enkele expliciteringen van dit idee door Duchamp zelf:
Pagina 33:
3 Standard Stops =
canned chance–
1914.
The Idea of the Fabrication
straight horizontal
–If a thread one meter long falls from a height of one meter straight on to a horizontal plane twisting as it pleases and creates a new image of the unit of lenght.–
In een eerdere versie van deze notitie, te vinden op pagina 22 van Salt Seller, vinden we het vervolg:
–3 patterns obtained in more or less similar conditions: considered in their relation to one another they are an approximate reconstitution of the measure of length.
The 3 standard stoppages are the meter diminished.
Uit deze notities kunnen we afleiden dat het Duchamp werkelijk te doen was om het opzoeken van het toeval en daarmee samenhangend het stukmaken van de standaardmeter.
Er zijn echter redenen om aan de waarachtigheid van Duchamps methode te twijfelen, zoals we kunnen lezen in een artikel van Shearer en Gould. Uit praktische tests die de methode uit de notities nabootsen, bekomt men immers geen resultaten die doen denken aan Duchamps 3 Standard Stoppages. Het lijkt onmogelijk om de draden even gestroomlijnd te krijgen als Duchamp dat schijnbaar kon. Een simpele observatie van het werk door conservatoren van MOMA, wees uit dat de draden verdwijnen in gaatjes aan de uiteinden. Ondanks de verhulling van deze methode in de notities van Duchamp, is er weinig sprake van verhulling in de werkelijk gebruikte methode: de canvassen met de draden werd met de achterkant – met dus de uitloop van de draden zichtbaar – op glas gelijmd. Wanneer men beseft hoe Duchamps experiment werkelijk is verlopen, wordt het des te duidelijker in welk licht we het kunnen zien. Er bestaat geen twijfel dat het experiment zoals Duchamp het zelf beschrijft heeft plaatsgevonden, maar het uiteindelijke werk is vermoedelijk dus anders tot stand gekomen. Onze lezing van Duchamp als alchemist lijkt hierdoor bevestigd; wanneer de fysica hem tegenstak, heeft hij die gewoon naar zijn hand gezet met een schijnmanoeuvre.
Network of Stoppages
Het tweede werk dat van belang is, ligt in het verlengde van 3 Standard Stoppages. Network of Stoppages (1914) is namelijk een toepassing van het eerste werk en een volgende stap naar het netwerk van de gasbuisjes in het Large Glass. Het belangrijkste dat we uit dit werk kunnen afleiden, is dat Duchamp ook hier in een soort sequens werkt; Network of Stoppages is een tussenhalte op weg naar het Large Glass en was niet bedoeld als een op zichzelf staand kunstwerk. Het is een experiment ter voorbereiding van het meesterwerk, een ingrediënt van de alchemist die Duchamp blijkt te zijn. Ook hier blijft uiteraard de premisse van het werk het toelaten van het toeval en het verwerpen van de meter als standaardmaat.
Lucifers schieten op het Large Glass
Een laatste voorbeeld van Duchamps praktijk waarin we enigszins een voorbode in kunnen zien van brouwns werk, is geen op zichzelf staand kunstwerk. Duchamp heeft bij het maken van het Large Glass op nog een andere plaats het toeval opgezocht; bij de talige productie van de bruid. Er zit ook achter dit element van het Large Glass een aanzienlijk theoretisch kader, maar voor deze paper focussen we op de methode die Duchamp hanteerde om de plaats van de ‘letters’ te bepalen. Het sleutelwoord hierbij is opnieuw demultiplicatie. Duchamp vuurde 9 in verf gedoopte lucifers af op één punt op het Large Glass, vanop drie verschillende posities. Hij schrijft daarover het volgende:
“With maximum skill, this projection would be reduced to a point (the target). With ordinary skill this projection will be a demultiplication of the target.”
Opnieuw speelt Duchamp dus met het toeval om een (on)bepaald resultaat te bekomen en opnieuw draait het daarbij rond het duo multiplicatie-demultiplicatie. Hij doet dat ook hier weer volgens een duidelijk experimenteel opzet en met een in mindere of meerdere mate vooropgesteld eindresultaat: Duchamp toont in zijn notities aan dat hij eigenlijk zeer goed weet wat er zal gebeuren. We krijgen opnieuw het beeld van Duchamp als kunstenaar die voor zijn Large Glass een nauwkeurig uitgewerkt meesterplan klaar had, met verschillende ingrediënten die in een soort sequens werden bereid.
stanley brouwn
Steps of Pedestrians on Paper
In Steps of Pedestrians on Paper (1960), laat stanley brouwn vellen papier vallen op straat. Er verzamelen zich op die vellen schoenafdrukken en bandensporen van stof. Nadien raapt hij de bladen weer op. Dit is een eerste werk van brouwn waar we een duidelijke link met Duchamp zien. Er is namelijk het opzoeken van het toeval: brouwn laat nietsvermoedende passanten zijn werk vervolledigen. Je kan het werk ook lezen als een soort van vastleggen van ‘de mens die over de planeet aarde loopt’, om de kunstenaar te parafraseren. Daarin kunnen we een parallel trekken met archivalisch-historisch geïnspireerde kunstenaars On Kawara of Christian Boltanski en zouden we kunnen stellen dat brouwn hierin wel afwijkt van Duchamps praxis. Steps of Pedestrians on Paper bevat ook een element van readymade, hoewel het uiteraard geen zuivere readymade is. De afdrukken op de vellen papier kan je zien als een voorbereide readymade zonder absoluut zekere uitkomst. Uiteraard is ook de basisinsteek van het werk erg Duchampiaans, gezien de dematerialisatie verregaand is: het cerebrale staat boven het retinale. Dat wordt nog eens versterkt door brouwns wens om zijn werk niet te laten fotograferen.
This way brouwn
This way brouwn (1960-64) is wellicht brouwns belangrijkste serie werken. Het gaat om tekeningen die uit niet meer bestaan dan enkele warrige lijnen op papier, die duidelijk niet van dezelfde hand zijn. Brouwn heeft deze tekeningen ‘gemaakt’ door af te stappen op passanten op straat en hen te vragen om de weg naar een andere plek in de stad te wijzen. Ook hier geeft brouwn dus het maakproces bijna volledig uit handen. Hij eigende zich de schetsen wel toe door ze te bestempelen met ‘THIS WAY BROUWN’. Er is ook opnieuw geen sprake van aandacht voor esthetische criteria: het cerebrale boven het retinale. We zien een combinatie van de readymade met een element van spel en participatie. Daarbij zouden we ook kunnen stellen dat this way brouwn in de geest van 3 Standard Stoppages werd gemaakt: de meter is nergens te bespeuren. Brouwn vraagt om uit de losse pols een plannetje te schetsen zonder enige afstandsbepaling of benaming van locaties (met uitzondering van een zeldzame straatnaam). Het gaat niet om exactheid, het gaat om de perceptie van ruimtelijkheid en de perceptie van afstanden. We ontlenen een analyse van De Bruyn om de aard van deze reeks werken adequater te formuleren:
“In short, the This Way Brouwn series depicts a topological, rather than a Euclidean conception of space. Topology is a kind of math in motion; it focuses on relationships of juxtaposition, proximity, and envelopment. […] Not unlike Brouwn, the topologist will typically enquire “which way do I take to get there?” rather than “how long?” or “how far?”
Hieruit wordt duidelijk dat, hoewel this way brouwn in de geest werd gemaakt van 3 Standard Stoppages, de reeks nog verder gaat dan het verwerpen van de meter. Brouwn gaat echt op zoek naar de perceptie van de participant. In this way brouwn zijn de contouren van de omgeving niet onderworpen aan het strakke raster van afstand en meeteenheden. Om die reden (ver)wijzen de schetsen naar een innerlijke ervaring en maken ze misschien wel een claim over de werkelijke aard van de mens, die dan intuïtief zou zijn.
1 Step 1:1, 1 M 1:1
1 Step 1:1, 1 M 1:1 (1976) bestaat uit een tafel met twee fichebakken die elk 1000 fiches bevatten. Met behulp daarvan kan men afstanden die brouwn zelf aflegde volgen door de fiches één per één te doorlopen. Op die manier wordt brouwns tocht bevattelijk gemaakt. De titel zet brouwns voetstap op eenzelfde niveau als de meter. De meter wordt dus opnieuw gerelativeerd, zoals dat ook door Duchamp gedaan werd. Een belangrijke toegevoegde laag in dit werk, is opnieuw brouwns voorliefde voor de concrete, lichamelijke beleving. Hij beschouwt zijn eigen voetstap als veel natuurlijker en als evenwaardig aan de standaardmeter. Anders dan bij Duchamp, tracht brouwn geen nieuwe maateenheid te creëren; wat hij nodig acht, is al voorhanden in het eigen lichaam. Om die reden is brouwns impliciete voorstel misschien wel werkbaarder dan dat van Duchamp. Het gaat uit van en wijst naar de lichamelijke en mentale respons op de omgeving en tracht geen nieuw kader te scheppen. Het gaat om de attitude.
Seven Objects each 1 ell
Seven Objects each 1 ell (1997) is één van brouwns meest expliciete werken. De titel doet vermoeden dat de zeven objecten op de tafel even lang zijn. De lengte van een el is echter plaatsgebonden. De objecten in dit werk zijn alsnog allemaal even lang, gezien het zeven keer om een ‘stanley brouwn-el’ gaat, die werd afgeleid van het lichaam van brouwn. Er gebeurt in dit werk een soort van beweging in twee richtingen: enerzijds schept de kunstenaar eenheid in de afgebeelde meeteenheden; ze zijn allemaal even lang, hoewel een ‘officiële’ el dus afhankelijk is van plaats. Anderzijds kan men hier ook een kritiek in zien op de hypocrisie van ‘de officiële el’; die bestaat namelijk niet echt, of is minder bruikbaar dan de ‘lichaamseigen’ el. Welke lezing de voorkeur ook zou wegdragen (als ze al niet compatibel zouden zijn), er wordt opnieuw gespeeld met standaard meeteenheden op subtiel transgressieve wijze, zoals ook Duchamp dat deed. Een nuancering daarbij, is dat we van Duchamp meer gewag maken van demultiplicatie in de brede zin van het woord: op vele verschillende manieren en niet noodzakelijk thematisch gebonden. Bij brouwn zien we een duidelijke thematiek die hem niet heeft losgelaten gedurende heel zijn artistieke leven: de perceptie van ruimte, de dialectiek tussen de principes van beweging en meten met een fenomenologische, topologische insteek.
Construction
Een laatste vermelding in deze analyse, is voorbehouden voor Construction, een publicatie van brouwn uit 1972. Deze publicatie, die in lijn ligt van de latere publicaties die in de literatuurstudie aan bod kwamen, is een uiterst treffend voorbeeld van de legitimiteit van de vergelijking tussen Duchamp en brouwn. In het boek noteerde brouwn de lengte van zijn stappen: 850 mm, 844 mm, 847 mm, 842 mm, 840 mm, 851 mm, … Niet elke ‘sb-stap’ is dus even lang en is afhankelijk van een bepaald moment of een bepaalde plaats. Dit is opnieuw een maateenheid ‘diminished’, de demultiplicatie van de alomtegenwoordige norm die multiplicatief van aard is.
Conclusie
Er zijn enkele zeer duidelijke paralellen te trekken tussen het werk van Marcel Duchamp en stanley brouwn. Er is de conceptuele natuur van beide praktijken, de afstand in tijd in acht genomen. Daarmee samenhangend de voorkeur voor het cerebrale boven het retinale in de kunst. Ook daarbij is het belangrijk de tijdsgewrichten van beide in acht te nemen. Duchamp was bij de eersten om het retinale dermate radicaal af te wijzen, brouwn begon zijn praktijk in een kunstwereld waarin het retinale door velen werd verworpen en concept art, minimalisme en Fluxus opkwamen. Brouwns werken die werden besproken in de comparatieve analyse vertonen duidelijke gelijkenissen met de aangehaalde werken van Duchamp, met de subtiel transgressieve verwerping van standaardeenheden – oftewel demultiplicatie – als belangrijkste overeenkomst. Het opzoeken van het toeval in hun werkwijzen en interesse voor standaardeenheden zijn daar de voornaamste symptomen van.
Het is echter één noemenswaardig verschil tussen beide kunstenaars dat de interesse wekt. Bij Duchamp vallen de aangehaalde werken of handelingen te kaderen binnen een sequens, het zijn experimenten die het maken van het Large Glass dienen, het meesterwerk. Het zijn ingrediënten van een alchemist die ze samensmelt tot één groot geheel dat gekenmerkt wordt door een veelheid aan radertjes die samen een complex geheel construeren. Brouwn is daarentegen een archetypische attitudekunstenaar, die een obsessie met één thematiek een artistiek leven lang doordrijft, niet om ‘hét meesterwerk’ te maken, maar als leefwijze.
Bibliografie
Ashton, Dore, ‘An interview with Marcel Duchamp’, Studio International, 171(878), 1966.
brouwn, stanley, Construction, uitgave in eigen beheer, 1972.
brouwn, stanley, stanley brouwn, Eindhoven: Van Abbemuseum, 1997.
brouwn, stanley, stanley brouwn, Eindhoven: Van Abbemuseum en Barcelona: MACBA, 2005.
Cabanne, Pierre, Dialogues with Marcel Duchamp (oorspronkelijke titel: Entretiens avec Marcel Duchamp, Parijs: Editions Pierre Belfond, 1967), vertaald door R Padgett, London: Thames and Hudson, 1979.
De Bruyn, Eric, ‘Topological Pathways of Post-Minimalism’, Grey Room, 25, 2006.
Duchamp, Marcel, Salt Seller: The Writings of Marcel Duchamp (oorspronkelijke titel: Marchand du sel), geredigeerd door Sanouillet, Michel & Peterson, Elmer, New York: Oxford University Press, 1973.
Kosuth, Joseph, Art After Philosophy and After. Collected Writings, 1966-1990, Cambridge, Massachusetts: The MIT Press, 1991.
Linde, Ulf, ‘La roue de bicyclette’, in: Abécédaire, L’oeuvre de Marcel Duchamp, Parijs: Centre George Pompidou, 1977.
Shearer, Rhonda Roland & Gould, Stephen Jay, ‘Hidden in Plain Sight: Duchamp’s 3 Standard Stoppages, More Truly a “Stoppage” (An Invisible Mending) Than We Ever Realized’, toutfait.com, 1 december 1999, geraadpleegd op 29 mei 2023, https://www.toutfait.com/hidden-in-plain-sight-duchamps-3-standard-stoppagesmore-truly-a-stoppage-an-invisible-mending-than-we-ever-realized/.
Van Acker, Wout, ‘Stanley Brouwn’, De Witte Raaf, 114, maart-april 2005. Vesters, Christel, ‘stanley brouwn – mens loopt op planeet aarde’, Metropolis M, 6, 2017.
Geschreven in het kader van studies Kunstwetenschappen, Vrije Universiteit Brussel, 2023.